Nieuw pensioenstelsel
Wat betekent het nieuwe pensioenstelsel voor jou?
Wil je weten hoe het nieuwe pensioenstelsel jouw pensioenregeling kan beïnvloeden? Klik dan op de situatie die voor jouw bedrijf van toepassing is.
Eindelijk dan toch een nieuw pensioenstelsel!
Er is in het afgelopen decennium veel gesproken en geschreven over het Nederlands pensioenstelsel. Soms positief, soms negatief. Door allerlei partijen is gediscussieerd over hoe wij ons pensioenstelsel duurzaam in stand kunnen houden. En daarbij gold: zoveel partijen, zoveel meningen. Een korte samenvatting in chronologische volgorde:
Januari 2021: invoering bedrag ineens uitgesteld naar 2023
In november heeft de Tweede Kamer ingestemd met de wijziging in het Wetsvoorstel ‘bedrag ineens, RVU en verlofsparen’, waarin een tweede vaste opnamemoment mogelijk werd gemaakt. Hierop kwam kritiek vanuit verschillende partijen, vanwege de lastigere uitvoering en hogere kosten die hiermee gepaard gaan. Minister Koolmees heeft hiertoe de invoering uitgesteld tot 2023 en zal met pensioenuitvoerders bekijken op welke wijze vereenvoudiging van het bedrag ineens mogelijk is.
Op 12 januari heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen aangenomen.
December 2020: Wetsvoorstel voor nieuwe pensioenstelsel
Op 16 december is de consultatieversie van het wetsvoorstel ‘Wet toekomst pensioenen’ gepubliceerd door het ministerie van SZW. In dit document wordt nader uitgewerkt wat in het Pensioenakkoord is afgesproken, en vooral de wetswijzigingen die nodig zijn voor het implementeren en naleven van de gemaakte afspraken. Het wetsvoorstel moet vervolgens behandeld worden in de kamer, dat staat voor komende zomer op de planning. Wat opvalt in (de consultatieversie van) het wetsvoorstel is dat er vaak wordt geschreven dat in ‘lagere’ regelgeving de pensioenwet nader wordt uitgewerkt. Deze ‘lagere’ regelgeving wordt naar verwachting pas volgend jaar gefinaliseerd en bekend. Zodoende kan het wetsvoorstel dan pas ‘echt’ gekwalificeerd worden.
De meeste (voorgestelde) wijzigingen in de Pensioenwet zijn van toepassing op het ‘nieuwe pensioencontract’, en dus ten aanzien van pensioenfondsen. Voor de ‘verbeterde premieregeling’, meestal uitgevoerd door PPI’s en verzekeraars, zal de Wet slechts op enkele punten worden aangepast.
Via de volgende link kunnen de beoogde wijzingen in de Wettekst worden ingezien en is ook de complete begeleidende memorie van toelichting te vinden. Klik hier voor een uitgebreide samenvatting van de memorie van toelichting die wij voor het gemak vast hebben gemaakt of anders hier voor een one pager met de belangrijkste punten op een rij.
November 2020: Instemming kamer voor wijziging in wetsvoorstel bedrag ineens, RVU en verlofsparen (onderdeel Pensioenakkoord)
17 november hebben de tweede Kamerleden ingestemd met de wijziging in het Wetsvoorstel ‘bedrag ineens, RVU en verlofsparen’. Dit biedt deelnemers aan pensioenregelingen de kans om niet alleen op de pensioeningangsdatum (zoals het nu is), maar ook op een tweede vast moment ineens maximaal 10% van de waarde van het ouderdomspensioen op te nemen. Er zijn wel voorwaarden verbonden aan de afkoop. Wat betreft het tweede vaste opnamemoment, is dit gelimiteerd tot de maand februari in het jaar nadat de AOW-leeftijd bereikt is. Het (fiscale) voordeel van dit tweede opnamemoment is dat er dan geen AOW-premie verschuldigd is over het ‘bedrag ineens’. Dat komt doordat deelnemers of gewezen deelnemers vanaf de 1e dag van de maand waarin ze de AOW-leeftijd bereiken, géén AOW-premie (meer) verschuldigd zijn over het jaarinkomen (inclusief ‘bedrag ineens’).
September 2020: transitie spelregels voor pensioenfondsen
Naar verwachting zal de wetgeving voor het nieuwe pensioenstelsel 1 januari 2022 in werking treden. Vanaf dan hebben sociale partners en pensioenuitvoerders vier jaar de tijd om zich aan te passen aan deze nieuwe wetgeving. Voor deze transitieperiode ziet minister Koolmees de noodzaak voor andere spelregels voor pensioenfondsen. De wens is om gedurende de transitie ‘perspectief te bieden op het nieuwe stelsel, de overstap naar dat nieuwe stelsel aan te moedigen en geleidelijk herstel naar een gezonde financiële positie te bewerkstelligen. Als met de blik van het nieuwe stelsel naar het huidige stelsel wordt gekeken, dan kan dat leiden tot een ander perspectief op pensioenverlagingen en premieverhogingen’.
Om die reden lijkt ook dit jaar minister Koolmees ‘onnodige’ pensioenkortingen te willen voorkomen. Pensioenfondsen met een dekkingsgraad van 90% of hoger hoeven de opgebouwde pensioenen niet te verlagen.
Het voorkomen van pensioenkortingen is in de politieke arena van groot belang. Echter, als straks de opgebouwde pensioenen dienen omgezet te worden naar het nieuwe stelsel (“invaren”) en de dekkingsgraad kleiner is dan 100%, dan zal er bij het verdelen van het totale vermogen impliciet alsnog gekort moeten worden. Dat kan overigens prima “gecamoufleerd” worden doordat we vervolgens met (hogere) projectierendementen gaan werken. Er wordt alles aan gedaan om het woord ‘korting’ de komende tijd te vermijden.
Op dit moment werkt het ministerie van SZW aan deze transitie spelregels voor pensioenfondsen. Deze transitie spelregels zullen in het wetsvoorstel voor het nieuwe pensioenstelsel worden opgenomen. Het wetsvoorstel wordt eind oktober verwacht.
Juli 2020: ook FNV akkoord
Na eerder uitstel van stemming, heeft op zaterdag 4 juli uiteindelijk ook het ledenparlement van het FNV ingestemd met de uitwerking van het pensioenakkoord. Daarmee is de weg vrij voor Koolmees en de Kamer op de plannen verder uit te werken in Wetgeving. Op 14 juli komt de Tweede Kamer terug van reces om dit onderwerp verder te behandelen. Daarmee houdt de initieel beoogde planning nog steeds stand.
Vooruitlopend op dit akkoord deelde Koolmees eerder al de Hoofdlijnennotitie met de beide Kamers, waardoor er inmiddels ook weer meer inhoudelijk bekend is geworden. Meer informatie over de concrete inhoudelijk invulling en benodigde aanpassingen voor jouw regeling vind je terug via de oranje knoppen bovenaan deze pagina.
Juni 2020: duidelijkheid over uitwerking
Op vrijdag 11 juni kon minister Koolmees eindelijk het heugelijke nieuws delen dat er vorderingen zijn gemaakt in het Pensioenakkoord dossier. Het kabinet en sociale partners zijn tot een verdere uitwerking gekomen van het reeds vorig jaar op hoofdlijnen gesloten Pensioenakkoord. De sociale partners leggen de komende dagen deze uitwerking voor aan hun achterbannen. Als deze akkoord zijn, zullen Koolmees en de Kamer de plannen verder uitwerken in Wetgeving. De nieuwe pensioenregelingen zouden uiterlijk 1 januari 2026 moeten zijn omgevormd, maar het is de bedoeling dat de nieuwe regels als vanaf 1 januari 2022 in werking zullen treden!
Het complete akkoord is inhoudelijk (nog) niet gedeeld met de buitenwereld, maar veel zaken zijn wel al bekend. Dit betreft bijvoorbeeld het afschaffen van de rekenrente en de doorsneepremiesystematiek en het beperken van buffers. Maar zeker niet al deze maatregelen hebben op iedereen en op elke regeling ook effect. Wat een en ander betekent voor jouw pensioenregeling of voor jou als werkgever hangt sterk af van het type pensioenregeling dat je op dit moment hebt. Hiervoor verwijzen we je graag naar de oranje knoppen bovenaan deze pagina.
April 2020: Voortgang uitwerking
Midden april 2020 laat minister Koolmees weten een uitgewerkt pensioenakkoord nog voor de zomer naar de Tweede Kamer te willen sturen. Tegelijkertijd komen er steeds meer mogelijke elementen over de invulling van het akkoord naar buiten, bijvoorbeeld dat onder het doorontwikkelde nieuwe contract opgebouwd kapitaal niet wordt omgezet in een uitkering op pensioendatum, maar een deel van het kapitaal wordt opgenomen. Daarnaast lijkt het nieuwe contract extra risicodeling te kennen in de vorm van een privé en gemeenschappelijke rekening. Grote veranderingen met de contouren die in juni 2019 naar buiten kwamen.
De exacte invulling is echter nog ongewis. De betrokken partijen moeten dan onder andere nog afspraken maken over stortingen op de gemeenschappelijke rekening en eventueel rood staan op deze rekening. Moeten stortingen komen uit premie of rendement? En wat zijn de (voornamelijk) negatieve consequenties van rood staan? Daarnaast komen andere hete hangijzers, zoals de afschaffing van de doorsneepremiesystematiek, niet aan bod in de update. De betrokkenen lijken de buitenwacht met name te willen updaten en geruststellen over de voortgang, zeker in tijden van de Coronacrisis. Wij vragen ons echter af of de korte tijd tot de zomer voldoende is om tot overeenstemming te komen, zeker aangezien de veranderingen heel fors te noemen zijn en we al meer dan 10 jaar doen over het bereiken van een pensioenakkoord.
Maart 2020: Coronavirus geen impact op uitwerking
Op het moment dat het Coronavirus (COVID-19) Nederland in zijn greep krijgt, blijkt het ook onmiddellijk van invloed op de pensioenen. Wel laten de betrokken partijen weten dat de uitwerking van het pensioenakkoord niet stil komt te liggen. Zeker niet daar het dossier als topprioriteit is geoormerkt door minister Koolmees. Toch lijkt een (beperkte) vertraging niet uit te sluiten. Mede doordat de overleggen bemoeilijkt worden en de kabinetsreactie over het standaardiseren van het nabestaandenpensioen op zich laat wachten.
Tegelijkertijd neemt de druk om te komen tot een uitwerking van het akkoord alleen maar toe. De door de Coronacrisis sterk dalende beurzen en de aanhoudende lage rente maken dat pensioenfondsen in rap tempo de kritische dekkingsgraad naderen. Hierdoor lijkt een korting eind 2020 steeds realistischer te worden. Ondanks dat het kortingen niet kan voorkomen, is er in de eerste economische overheidsmaatregelen van deze crisis ook oog voor de pensioenpremies. In de Noodmatregel Overbrugging voor Werkbehoud wordt gerekend met een opslag op de salarissen waaruit ook pensioenpremies kunnen worden gefinancierd. Desalniettemin zal een uitgewerkt pensioenakkoord welkom zijn voor veel pensioenfondsen.
Meer over de gevolgen van het Coronavirus, de belangrijkste vragen en antwoorden hierop, vind je op deze pagina.
Februari 2020: Bij uitwerking akkoord komen steeds meer belangen bovendrijven
Met het vorderen van de uitwerking van het pensioenakkoord komen steeds meer belangen bovendrijven die in het akkoord niet centraal lijken te staan. Zo houden pensioenfondsen er rekening mee dat het aanhouden van een dekkingsgraad van 100% en de bijkomende herverdeling van eventuele buffers negatief kunnen uitpakken. Daarnaast zijn er zorgen over organisaties met een DC-regeling, waaronder veel Mkb’ers. De overgang naar een flat rate kan voor hun grote financiële consequenties hebben, bijvoorbeeld in de vorm van compensaties. Dit terwijl er vanuit de uitvoerders of overheid vooralsnog geen buffers komen/zijn om deze financiële impact op te vangen. Wel lijkt bij de verschillende tafels langzaam meer oog te komen voor de grote groepen die niet centraal staan in het akkoord, maar er wel door geraakt zullen worden.
November 2019: pensioenkortingen en rekenrentediscussie
Pensioenkortingen voorkomen
In augustus 2019 daalde de dekkingsgraad van bedrijfstakpensioenfondsen tot gemiddeld 92 procent, terwijl dit een maand eerder nog bijna vijf procent hoger lag. De kortingen die hierdoor op de loer lagen, bleken -met het pensioenakkoord in het achterhoofd- voer voor een brede discussie over zowel de kortingen als over de rekenrente. Met name vakbonden en politieke oppositie namen stevig stelling tegen het doorvoeren van kortingen. In het licht van het pensioenakkoord heeft Minister Koolmees besloten dat pensioenfondsen voor één jaar een minimale dekkingsgraad van 90 procent mogen aanhouden.
Rekenrentediscussie laait weer op
Het andere, eraan gerelateerde onderwerp, de rekenrente, ligt dan weliswaar niet op tafel bij de uitwerking van het pensioenakkoord, de discussie erover is er niet minder fel om. Enerzijds zijn er partijen die het (in de tussenfase) aanpassen (lees: verhogen) van de rekenrente zien als een reëlere weergave van de werkelijke rendementen en als oplossing voor het probleem van mogelijke kortingen. Daar tegenover staat de groep die de risicovrije rente als rekenrente de juiste methode acht. Zij beargumenteren dat in deze methode extra rendement een compensatie voor is voor genomen risico. Het verhogen van de rekenrente betekent dan ook het schuiven van geld van jong naar oud en het versterken van het risico bij de jongere populatie. Gezien deze grote tegenstellingen lijkt de rekenrente dus niet te negeren bij de uitwerking van het pensioenakkoord.
Juni 2019: De onderhandelaars zijn het dan toch eens geworden over een nieuw pensioenstelsel
Het akkoord, waarbij ook de oppositiepartijen actief betrokken waren, bevat de volgende onderdelen:
- Pensioenen worden voortaan minder gegarandeerd en pensioenfondsen hoeven lagere buffers aan te houden.
- Daardoor kunnen zij sneller pensioenen verhogen als het meezit, maar dienen zij deze ook sneller te verlagen als de rendementen op beleggingen tegenvallen
- Kortingen onder de huidige spelregels zouden voorkomen kunnen worden of lager uitvallen.
- De doorsneepremiesystematiek, waarbij voor jongeren in verhouding te veel en voor ouderen te weinig premie wordt betaald, wordt afgeschaft. Er wordt een werkgroep geformeerd om dit na te gaan hoe dit wordt gecompenseerd en gefinancierd.
- De AOW-leeftijd blijft voor dit en volgend jaar gehandhaafd op 66 jaar en 4 maanden. En stijgt in de toekomst met 8 maanden voor elk jaar dat Nederlanders gemiddeld langer leven in plaats van met een jaar.
- Voor zware beroepen komt een regeling om drie jaar eerder dan de AOW leeftijd te kunnen stoppen met werken. Tot het minimumloon wordt geen fiscale boete geheven. Voor hogere inkomens blijft deze heffing wel in stand.
- Voor ZZP’ers worden meer mogelijkheden geschapen voor vrijwillige pensioenopbouw. Daarnaast komt er een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor deze groep.
- Voor de tweede pijler is er nog niet veel nieuws te melden. Er komen waarschijnlijk twee nieuwe contracten (een collectief contract en een premiecontract) en de doorsneesystematiek verdwijnt. Moeilijke vragen in de tweede pijler worden in feite nog doorgeschoven. Voor het nieuwe contract zijn de variabelen namelijk nodig die door de commissie Dijsselbloem worden bepaald.
November 2018: en wéér niet gelukt…
De eerste geruchten vingen wij op in de zomervakantie, ruim voorafgaand aan Prinsjesdag: een definitief voorstel van sociale partners voor een nieuw Pensioenakkoord was in de maak. Prinsjesdag werd niet gehaald maar de geruchten hielden nadrukkelijk aan. Over de mogelijke afschaffing van de doorsneepremiesystematiek, de overgang naar een vorm van persoonlijk pensioenvermogen, de langzamere verhoging van de AOW-leeftijd, de verplichte pensioenvoorziening voor zzp’ers en de verhoging van de rekenrente. Of later toch geruchten van een vaste premie met directe inkoop van pensioenen, boven 100% dekkingsgraad indexeren en eronder overgaan tot korten. Allemaal tot niets uitgelopen: op 20 november trokken de vakbonden de stekker uit het overleg. De AOW-leeftijd en de rekenrente bleken (opnieuw) de voornaamste struikelblokken. Willen we wel een akkoord?
Mei 2018: voorlopige plannen sociale partners
Na een lange stilte verschijnen in mei 2018 de voorlopige plannen van de sociale partners in De Telegraaf. Hun akkoord bestaat uit vier onderdelen:
- Minder snelle stijging van de AOW-leeftijd
- Afschaffing van gegarandeerde pensioenen
- Afschaffing van de doorsneepremiesystematiek
- Zzp’ers bouwen verplicht pensioen op
Juli 2016: Perspectiefnota
In juli 2016 presenteert staatssecretaris Klijnsma de Perspectiefnota. Naast de variant van persoonlijk pensioenvermogen met collectieve risicodeling (inmiddels “IV-C” gedoopt) wordt een andere variant geïntroduceerd: I-B. Deze gaat uit van één collectief vermogen waarin pensioenaanspraken voorwaardelijk worden gemaakt. Dit wordt de ambitieovereenkomst genoemd. Ingang staat nog steeds gepland in 2020. De wijze van afschaffing van de doorsneepremiesystematiek en vormgeving van de collectieve risicodeling moet nog worden uitgewerkt.
Mei 2016: “SER IV” variant
In mei 2016 komt de Sociaal Economische Raad (SER) met haar advies. Opnieuw wordt ingegaan op een persoonlijk pensioenvermogen met collectieve risicodeling, de zogenaamde “SER IV” variant.
Juli 2015: hoofdlijnen toekomstig pensioenstelsel
In juli 2015 schrijft toenmalig staatssecretaris Jette Klijnsma haar bevindingen in een kamerbrief. Deze brief “hoofdlijnen toekomstig pensioenstelsel” komt tot stand na intensieve gesprekken met allerlei belangengroepen binnen het werkveld. In de brief staan belangrijke aanpassingen van het huidige pensioenstelsel beschreven. Deze moeten in 2020 ingaan. Zo moet de zogenaamde “doorsneepremiesystematiek” worden afgeschaft. En moeten we van één groot gemeenschappelijk vermogen overgaan naar persoonlijke vermogenspotjes. Daarbij zouden de risico’s nog steeds collectief worden gedeeld.
Het (voorlopig) akkoord zal ongetwijfeld nog de nodige discussies gaan opleveren. Focus Orange houdt de ontwikkelingen nauwlettend voor jullie in de gaten en spant zich in om het kaf van het koren te scheiden en (onder andere) via deze website helder over het nieuwe pensioenstelsel te blijven informeren. Daarnaast blijven wij ondernemingen en pensioenfondsen helpen om vanuit hun eigen situatie en filosofie en kijkend naar de maatschappelijke en economische ontwikkelingen een duurzame invulling te vinden van het bereikte pensioenakkoord voor hun eigen organisatie.
Updates ontvangen van de laatste ontwikkelingen?
Abonneer hier op de nieuwsbrief. U ontvangt een notificatie wanneer deze webpagina is aangepast met de laatste informatie.
Voor meer informatie kunt u ook contact opnemen met een van onze collega’s:
Benieuwd naar wat wij voor u kunnen betekenen? Neem contact op met:
Ronald Doornbos
- 06 50 89 18 44
Benieuwd naar wat wij voor u kunnen betekenen? Neem contact op met:
Myrthe Oosterhout
- 06 29 20 80 08