In onze vorige blog hebben we onze eerste indruk gegeven van de huidige uitwerking van het pensioenakkoord op bestaande beschikbare premieregelingen. Inmiddels is de Hoofdlijnennotitie gepubliceerd en is het duidelijk dat het Pensioenakkoord meerdere gezichten heeft.
Eigenlijk best een goed akkoord
Na alle details, en dat zijn er echt heel veel (!), kunnen we concluderen dat het Pensioenakkoord eigenlijk op veel vlakken een prima akkoord is. Voor grofweg 80% van de Nederlanders die pensioen opbouwen via een Bedrijfstak- of Ondernemingspensioenfonds, lijkt het nieuwe akkoord verschillende voordelen te hebben ten opzichte van het huidige stelsel. Zo is het loslaten van de huidige “schijn”zekerheid in ieder geval duidelijker en ook het inzicht dat kostbare garanties beter geïnvesteerd kunnen worden om uiteindelijk tot een verwacht hoger pensioen te komen. Zoals het er nu naar uitziet lijkt dat de verdeling van het huidige vermogen zal gebeuren op basis van de huidige spelregels. Dit moet voorkomen dat we nauwelijks verschuivingen tussen generaties krijgen van opgebouwde pensioenen. En daarmee worden dus impliciet overschotten en tekorten verwerkt en met een “schone lei” kunnen beginnen!
Een ander positief punt is de manier waarop belegd gaat worden in het nieuwe systeem. Het beleggingsbeleid, en toebedeling van beleggingsresultaat, wordt afgestemd op de risicohouding passend voor de betreffende groep. Immers, één risicohouding bestaat niet. Jongeren kunnen meer risico lopen, terwijl we bij gepensioneerden juist een stabielere uitkering nastreven.
Het realiseren van de beoogde solidariteit en voorkomen van geluksgeneraties in het nieuwe systeem hangt wel af van de wijze waarop we ons in de toekomst aan de spelregels willen houden. Het artikel van Mathijs Bouman toont de kwetsbaarheid van ons poldermodel en het belang dat we moeten accepteren dat de “pijn” ook genomen moet worden op het moment dat het zich voordoen. Zeker als we dat nu vooraf duidelijk in de spelregels gaan bepalen. Nu kan dan eindelijk de boodschap duidelijk zijn: “gaat het goed dan merk je dat en gaat het minder goed dan merk je dat ook”.
Toch zitten er ook nog flinke kanttekeningen aan het akkoord. Dat is eigenlijk ook niet zo vreemd als je bedenkt hoeveel complexe vraagstukken binnen één akkoord zijn gecombineerd. De uitwerking voor beschikbare premieregelingen is er daar één van. Hier hebben we in onze vorige blog al bij stilgestaan, en dat geldt voor 20% van de medewerkers met een pensioenregeling.
Maar er vallen ons indirect nog een aantal andere zaken op. In de eerste plaats de handhaving van de verplichtstelling en de mogelijkheid dat Bedrijfstakpensioenfondsen straks ook regelingen kunnen uitvoeren onder de Verbeterde Premieregelingen. Niet alle voordelen die zijn toegevoegd onder het nieuwe systeem zijn toegankelijk voor PremiePensioenInstellingen (PPI’s). Het lijkt erop dat ondernemings- en algemene pensioenfondsen t.b.v. de verbeterde premieregeling geen solidariteitsreserve mogen opnemen. Is er sprake van een gelijk speelveld? Gaat dat in de toekomst toe niet zorgen voor oneerlijke marktwerking? Hierbij bekruipt ons toch het idee dat indirect de invloed van sociale partners behoorlijk wordt versterkt.
Al met al een akkoord met veel verschillende gezichten. En het akkoord bevat veel goede punten voor pensioenfondsen. We zien nog een aantal hoofdbrekens op het vlak van beschikbare premieregelingen en PPI. Hopelijk komt nu de weg vrij voor een aanvullende uitwerking voor beschikbare premieregelingen en uitvoerders. Een passende oplossing voor alle regelingen en uitvoerders is daarmee nog steeds mogelijk.